richtte af
- Geluid: richtte af (hulp, bestand)
- richt·te af
vervoeging van |
---|
africhten |
richtte af
- enkelvoud verleden tijd van africhten
- Ik richtte af.
- Jij richtte af.
- Hij, zij, het richtte af.
- Ik richtte af.
- Het woord richtte af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.