• re·za·go
enkelvoud meervoud
rezago rezagos

rezago m

  1. achterstand
  2. overblijfsel, rest
vervoeging van
rezagar

rezago

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van rezagar
vervoeging van
rezagarse

rezago

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van rezagarse