Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·vol·ver·schot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord revolverschot revolverschoten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het revolverschoto

  1. schot dat uit een revolver gelost wordt
     Bewoner verjaagt inbrekers met revolverschot[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Bewoner verjaagt inbrekers met revolverschot” (29 oktober 2009), Reformatorisch Dagblad