• re·tour·vlucht
enkelvoud meervoud
naamwoord retourvlucht retourvluchten
verkleinwoord retourvluchtje retourvluchtjes

de retourvluchtv / m

  1. de terugvlucht
    • Op de retourvlucht kwam hij er pas achter hoe hij zijn vrouw en kinderen had gemist tijdens de lange zakenreis. 
  2. vliegreis heen en weer