Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·sus·ci·ta·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord resuscitatie resuscitaties
verkleinwoord resuscitatietje resuscitatietjes

Zelfstandig naamwoord

de resuscitatiev

  1. (medisch) reanimatie, opwekken van hart bij harstilstand en beademen
Vertalingen

Gangbaarheid

38 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be