repostar
- re·pos·tar
repostar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
repostar |
repostaba |
repostado |
volledig |
- onovergankelijk tanken, bijtanken, bijvullen
- overgankelijk aanvullen (van voorraad)
- [1] rellenar
repostar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
repostar |
repostaba |
repostado |
volledig |