repatriëren
- Geluid: repatriëren (hulp, bestand)
- re·pa·trië·ren, re·pa·tri·eren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘naar zijn vaderland terugkeren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1639 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
repatriëren |
repatrieerde |
gerepatrieerd |
zwak -d | volledig |
repatriëren
- ergatief naar het vaderland terugkeren.
- overgankelijk weer naar het vaderland terugbrengen
- Het woord repatriëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "repatriëren" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "repatriëren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be