repatrieerde
- re·pa·tri·eer·de
vervoeging van |
---|
repatriëren |
repatrieerde
- enkelvoud verleden tijd van repatriëren
- Ik repatrieerde.
- Jij repatrieerde.
- Hij, zij, het repatrieerde.
- Ik repatrieerde.
- Het woord repatrieerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.