relais
- re·lais
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tussenstation voor elektrische stroom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1853 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | relais | relais |
verkleinwoord | relaistje | relaistjes |
het relais o
- (elektrotechniek) toestel om met een zwakke stroom, een nieuwe, sterke stroomkring te openen of te sluiten, belangrijke component in de sterkstroomtechniek en vroeger ook in de schakeltechniek (digitale techniek)
- plaats waar men verse paarden kon krijgen
- Het woord relais staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "relais" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "relais" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be