• re·lais
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tussenstation voor elektrische stroom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1853 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord relais relais
verkleinwoord relaistje relaistjes

het relaiso

  1. (elektrotechniek) toestel om met een zwakke stroom, een nieuwe, sterke stroomkring te openen of te sluiten, belangrijke component in de sterkstroomtechniek en vroeger ook in de schakeltechniek (digitale techniek)
  2. plaats waar men verse paarden kon krijgen
90 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]