Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ken·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rekenwerk rekenwerken
verkleinwoord rekenwerkje rekenwerkjes

Zelfstandig naamwoord

het rekenwerko

  1. Rekenen als arbeid.
    • Bij de meeste cryptografische algoritmen is het zo dat het in principe wel mogelijk is om zonder de juiste sleutels versleutelde gegevens te decoderen, maar dat dit decoderen dan zo veel rekenwerk kost dat het praktisch onmogelijk is. 
  2. Een opdracht tijdens de rekenles
    • De meester corrigeerde de rekenwerkjes. 
  3. telwerk in een mechanisch rekenapparaat (zoals bijvoorbeeld een kassa).

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be