Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rei·zend
stellend
onverbogen reizend
verbogen reizende
partitief reizends

Bijvoeglijk naamwoord

reizend

  1. als iets of iemand op reis is
    • De reizende tentoonstelling is nu in Amsterdam te bewonderen en volgende week in Rotterdam. 

Werkwoord

vervoeging van: reizen
verbogen vorm: reizende

reizend

  1. onvoltooid deelwoord van reizen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be