• re·gje·ring
  • Afkomstig van het Latijnse werkwoord regere
Naar frequentie 4496
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   regjering     m: regjeringen
v: regjeringa  
  regjeringer     regjeringene  
genitief   regjerings     m: regjeringens
v: regjeringas  
  regjeringers     regjeringenes  

regjering, m / v

  1. (politiek) regering
    «Den rødgrønne regjeringen har sviktet alle landets studenter.»
    De rood-groene regering heeft alle studenten van het land in de steek gelaten.


  • re·gje·ring
  • Afkomstig van het Latijnse werkwoord regere
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   regjering     regjeringa     regjeringar     regjeringane  

regjering, v

  1. (politiek) regering
    «Det var viktig for oss at vi fikk ei ny regjering.»
    Het was belangrijk voor ons dat we een nieuwe regering hebben gekregen.