Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gen·den uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitregenen

regenden (…) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitregenen
    • Wij regenden uit. 
    • Jullie regenden uit. 
    • Zij regenden uit. 

Gangbaarheid