refugié
- re·fu·gié
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vluchteling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1690 [1] [2]
- afgeleid van het Franse réfugié [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | refugié | refugiés |
verkleinwoord | refugieetje | refugieetjes |
- (politieke) vluchteling
- Het woord refugié staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "refugié" herkend door:
40 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "refugié" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ refugié op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be