refouler
refouler
- terugdringen
- (figuurlijk) (tranen e.d.) inhouden
- «Je ne puis me rappeler ces tristesses enfantines durant les pièces de théâtre sans être obligé de refouler une envie de pleurer.»[1]Ik kan me deze kinderlijke droefheden tijdens de toneelstukken niet herinneren zonder dat ik verplicht was om de aandrang om te huilen te onderdrukken.
- «Je ne puis me rappeler ces tristesses enfantines durant les pièces de théâtre sans être obligé de refouler une envie de pleurer.»[1]
- (zee) stijgen
- «La marée refoule. »
- Het getij stijgt, het wordt vloed.
- «La marée refoule. »
- onderdrukken
- aanstampen
- (spreektaal) stinken, ruften
- «Putain! Il refoule grave ton frigo!»
- Verdomme, wat stinkt die koelkast van jou! [2]
- «Putain! Il refoule grave ton frigo!»