referaat
- re·fe·raat
- In de betekenis van ‘voordracht, verslag’ voor het eerst aangetroffen in 1824.[1]
- Leenwoord uit Duits Referat, substantivering van de kanselarijtalige Latijnse bestandsnotitie referat, letterlijk ‘hij mag wel rapporteren’, conjunctief uit referre ‘terugroepen, in herinnering brengen, rapporteren’.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | referaat | referaten |
verkleinwoord | referaatje | referaatjes |
het referaat o
- een van te voren voorbereide mondelinge presentatie
- een verkorte, zakelijke, zo objectief mogelijke weergave van de inhoud van een publicatie
- Het woord referaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "referaat" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "referaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ referaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be