• re·de·neer·den door

uit redeneerden (werkwoord) en door, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

vervoeging van
doorredeneren

redeneerden (...) door

  1. meervoud verleden tijd van doorredeneren
    • Wij redeneerden door. 
    • Jullie redeneerden door. 
    • Zij redeneerden door.