recreatiezaal
- re·cre·a·tie·zaal
- samenstelling van recreatie zn en zaal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | recreatiezaal | recreatiezalen |
verkleinwoord | recreatiezaaltje | recreatiezaaltjes |
- ruimte waarin mensen zich kunnen ontspannen en de vrije tijd kunnen besteden
- ▸ Zeker in ouderenzorg-instellingen gebeurt dat nog weleens, zegt Linschoten. "Dat mensen niet aan tafel mogen aanschuiven, dat er clubjes ontstaan. Wat vroeger op het schoolplein gebeurde, krijg je dan opnieuw in de recreatiezaal van de zorginstelling."[2]
- Het woord recreatiezaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “'Roze ouderen' in verpleeghuizen soms weer terug de kast in” (Donderdag 2 augustus 2018, 07:28), NOS