• re·cla·me·bud·get
enkelvoud meervoud
naamwoord reclamebudget reclamebudgetten
reclamebudgets
verkleinwoord reclamebudgetje reclamebudgetjes

het reclamebudgeto

  1. geld dat een reclamemaker tot zijn beschikking heeft om een product aan te bevelen bij consumenten
     Márki-Zay kan gerust een verrassende winnaar van de oppositieverkiezingen worden genoemd. Met het laagste reclamebudget van alle kandidaten eindigde hij in de eerste ronde als derde van de vijf kandidaten, achter Dobrev en de liberale burgemeester van Boedapest, Gergely Karácsony. Die leek bij aanvang de beste papieren voor het lijsttrekkerschap te hebben, maar Karácsony stapte na de eerste ronde uit de race en sprak zijn steun uit aan Márki-Zay.[2]
     Die onderlinge strijd om de kijker wordt in Nederland ook steeds heviger. "Netflix is nog altijd de onbetwiste nummer één hier", zegt Casper Scheffer, mediadeskundige bij adviesbureau PwC. "De strijd gaat nu om wie de nummer twee wordt. Daarvoor heb je onder meer een behoorlijk reclamebudget en een goede prijsstrategie nodig."[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Chiem Balduk
    “Hongaren kiezen één uitdager voor Orbán: Péter Márki-Zay” (Zondag 17 oktober 2021, 23:05), NOS
  3.   Weblink bron
    Nando Kasteleijn en Linda Wisse
    “Kies je Succession of Max Verstappen? Aanbod videodiensten wordt nóg groter” (Woensdag 29 december 2021, 16:45), NOS