rechute
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·chu·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rechute | rechutes |
verkleinwoord | rechuutje rechutetje |
rechuutjes rechutetjes |
Zelfstandig naamwoord
- (medisch) het opnieuw zieker worden van een zich herstellende zieke
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord rechute staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rechute" herkend door:
21 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ rechute op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be