Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·cen·sie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kritische beschouwing van iets’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1631 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord recensie recensies
verkleinwoord (recensietje) (recensietjes)

Zelfstandig naamwoord

de recensiev

  1. een oordeelgevend verslag, met name van een culturele gebeurtenis
    • De nieuwe opera oogstte lovende recensies. 
Afgeleide begrippen
Hyponiemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen