Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·a·geert af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afreageren

reageert (…) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afreageren
    • Jij reageert af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afreageren
    • Hij reageert af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afreageren
    • Reageert af! 

Gangbaarheid