• rat·ten·ko·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord rattenkoning rattenkoningen
verkleinwoord

de rattenkoningm

  1. een aantal zwarte ratten die met hun staarten in de knoop zijn geraakt en dan door verhongering sterven
  2. onontwarbare kluwen
    • Haha, België, ja, dat is toch dat stuurloze land waarin de politiek op een rattenkoning lijkt, knaagdieren die met hun staart in een onontwarbaar kluwen aan elkaar vastzitten en samen ten onder gaan. [2] 
    • Maar net als met de rattenkoning loopt het met zo'n in-de-knoop-bedrijf niet goed af. Denk opnieuw terug aan je jeugd: hoe wilde je die tegenstrijdigheden liefst oplossen? Misschien is het tijd om uit huis te gaan. [3] 
  3. een onoplosbaar probleem
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 22 DECEMBER 2014 Hans Cottyn
  3. Tubantia Bart van Eldert 29-mei-2017