• ra·su·res

de rasuresmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord rasure
     De 50 fragmentjes waren toen nog zoek, zodat, wat dit betreft, de uitgave alleen zou berusten op de foto's en bijgevolg geen uitsluitsel zou verschaffen inzake rasures en inktkleur.[1]
  1.   Weblink bron
    Maurits Gysseling & W. Pijnenburg
    “Corpus van Middelnederlandse teksten. Reeks II. Literaire handschriften. II-6. Sinte Lutgart, Sinte Kerstine, Nederrijns moraalboek.” (1987), Martinus Nijhoff, Leiden, ISBN 90 6890 130 3, p. XIX


vervoeging van
rasurar

rasures

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van rasurar
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van rasurar