rasper
- ras·per
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rasper | raspers |
verkleinwoord | raspertje | raspertjes |
de rasper m
- iemand die raspt (zie ook rasphuis)
- Het woord rasper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rasper" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ rasper op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be