• ran·che·ro
  • uit het Spaans
enkelvoud meervoud
naamwoord ranchero ranchero's
verkleinwoord

de rancherom

  1. bewoner van een ranch
  2. (landbouw) veefokker, paardenfokker
  3. (muziek) Mexicaanse folklore muziek
     Je kunt hier door de paddock nog geen tien meter lopen, of er staan wel een paar mariachi’s de ranchero te spelen op hun gitaren.[1]
29 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron
    Arjan Schouten
    “Armin mag het Mexicaanse feestje afmaken” (28-10-2018), Tubantia
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be