ranchero
- ran·che·ro
- uit het Spaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ranchero | ranchero's |
verkleinwoord |
de ranchero m
- bewoner van een ranch
- (landbouw) veefokker, paardenfokker
- (muziek) Mexicaanse folklore muziek
- ▸ Je kunt hier door de paddock nog geen tien meter lopen, of er staan wel een paar mariachi’s de ranchero te spelen op hun gitaren.[1]
- Het woord 'ranchero' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ranchero" herkend door:
29 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron Arjan Schouten“Armin mag het Mexicaanse feestje afmaken” (28-10-2018), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be