radja
- rad·ja
- Leenwoord uit het Hindi, in de betekenis van ‘Indische vorst’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1610 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | radja | radja's |
verkleinwoord | - | - |
de radja m
- Indische vorst
- Het woord radja staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "radja" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "radja" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ radja op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be