En rørlegger.
Een pijpfitter.
  • rør·leg·ger
Naar frequentie 17747
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   rørlegger     rørleggeren     rørleggere     rørleggerne  
genitief   rørleggers     rørleggerens     rørleggeres     rørleggernes  

rørlegger m

  1. (beroep) pijpfitter