quisling
- quis·ling
- eponiem: naar de Noorse premier Quisling die in de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse bezetter, in de betekenis van ‘verrader’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | quisling | quislingen quislings |
verkleinwoord | quislingetje | quislingetjes |
de quisling m
- iemand in hoge positie die verraad pleegt aan wat aan hem is toevertrouwd
- Wat een quisling is die man!
- Het woord quisling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "quisling" herkend door:
16 % | van de Nederlanders; |
12 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "quisling" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be