puim
- puim
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | puim | - |
verkleinwoord | - | - |
- stukje puimsteen
- sponsachtige gestolde lava, gebruikt voor slijpen en polijsten
vervoeging van |
---|
puimen |
puim
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van puimen
- Ik puim.
- gebiedende wijs van puimen
- Puim!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van puimen
- Puim je?
- Het woord puim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "puim" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.