Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • puil·den uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitpuilen

puilden (…) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitpuilen
    • Wij puilden uit. 
    • Jullie puilden uit. 
    • Zij puilden uit. 

Gangbaarheid