• prut·te·lend
vervoeging van: pruttelen
verbogen vorm: pruttelende

pruttelend

  1. onvoltooid deelwoord van pruttelen
stellend
onverbogen pruttelend
verbogen pruttelende
partitief pruttelends

pruttelend

  1. kokend op een laag vuur
    • Paling die vers gerookt wordt, vers gegaarde Black Angus spareribs, groentestoofpotjes, bitterballen van asperges, 1000-dagen kaas, worteltaart met witte chocolademousse en pruttelende gevulde portbello-champignons op de Ofyr, een barbecue en vuurplaat in één. [1] 
     Ontspannen lag hij op zijn matje met een pruttelend potje aardappelpuree op zijn gasbrander.[2]
  2. van een verbrandingsmotor dat deze een ploffend, onregelmatig geluid maakt
    • Maar nee hoor. Zijn pruttelende McLaren-Honda hield er ondanks alle verbeteringen na een paar honderd meter in de eerste vrije training alweer mee op vanwege een lekkende motor. [3] 
    • Het is dinsdag 31 oktober op de dag af honderd jaar geleden dat het rustige dorpje Holten tegen het middaguur werd opgeschrikt door het pruttelende motorgeluid van een vliegtuig. [4] 



  1. Tubantia Suzanne van Gaale 23-04-17 Proeven, smullen en genieten op z’n Twents in Hellendoorn
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. Tubantia 12-05-17 Waarom Fernando Alonso er helemaal klaar mee is
  4. Tubantia Han Haveman 31-10-17 Een momentje 'Eerste Wereldoorlog' in Holten