• pro·zac
enkelvoud meervoud
naamwoord prozac
verkleinwoord

de prozacv / m

  1. (medisch) (farmacologie) algemene benaming voor een geneesmiddel dat bij een depressie wordt voorgeschreven
    • Er rust nog steeds een taboe op depressiviteit, terwijl er ruim 700.000 mensen aan lijden. Te vaak worden ze als losers of prozac-slikkers gezien", zegt Adrianne Dercksen. "Terwijl er veel meer aan is te doen dan medicijnen slikken." [1] 
    • De critici schreeuwen natuurlijk het hardst. ‘Bah weer travo’s op de Oude Markt, die hoef ik niet.’ ‘Die kale met zijn artiesten, verschrikkelijk.’ ‘Wat een ongelooflijke herrie. En dat noemen ze muziek.’ ‘Een schande hoe die vrouwen daar op het podium staan.’ ‘Als je niet depressief bent, slik je na zo’n avond wel prozac.’ [2] 
91 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]