proscribe
vervoeging van |
---|
proscribir |
proscribe
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van proscribir
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van proscribir
- Geluid: proscribe (VK) (hulp, bestand)
- IPA:
- pro·scribe
- Via Middelengels proscriben ontleend aan Latijn proscribere
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to proscribe |
he/she/it | proscribes |
verleden tijd | proscribed |
voltooid deelwoord |
proscribed |
onvoltooid deelwoord |
proscribing |
gebiedende wijs | proscribe |
proscribe
- overgankelijk in de ban doen, verbieden
- overgankelijk afkeuren, hekelen
- overgankelijk uitsluiten, verbannen