prohibere
Latijn
Woordafbreking
- pro·hi·be·re
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | |||
---|---|---|---|
infinitief | 1e pers. enk. ind. praes. act. |
1e pers. enk. ind. perf. act. |
supinum |
prohibēre | prohibeō | prohibuī | prohibitum |
tweede vervoeging | volledig |
Werkwoord
prohibēre
- voorhouden; vandaar:
- afhouden, verwijderd houden, afweren, (in) iets verhinderen (+ ablativus);
- bewaren, beschermen, beveiligen;
- tweede persoon enkelvoud imperativus praesens passief van prohibēre.