Latijn

Woordafbreking
  • pro·hi·be·re
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
prohibēre prohibeō prohibuī prohibitum
tweede vervoeging volledig

Werkwoord

prohibēre

  1. voorhouden; vandaar:
  2. afhouden, verwijderd houden, afweren, (in) iets verhinderen (+ ablativus);
  3. bewaren, beschermen, beveiligen;
  4. tweede persoon enkelvoud imperativus praesens passief van prohibēre.