probleemspijbelaar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·bleem·spij·be·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord probleemspijbelaar probleemspijbelaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de probleemspijbelaarm

  1. een leerling die zorgelijk veel afwezig is van school
    • Er is in Gent intussen een zwarte lijst van zo'n driehonderd probleemspijbelaars, zegt Coddens.[1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen