• pri·vé·kan·toor
enkelvoud meervoud
naamwoord privékantoor privékantoren
verkleinwoord privékantoortje privékantoortjes

het privékantooro [1]

  1. een kantoorruimte voor persoonlijk gebruik
     In de documentaire keert Smit terug naar zijn wortels. Hij bezoekt plekken die voor hem belangrijk zijn. Van zijn ouderlijk huis en zijn privékantoor, tot aan het oude terrein van Heracles Almelo aan de Bornsestraat. Daarnaast gaat hij op bezoek bij zoon Mark en bij broer Kees.[2]
     De gevolgen van het omstreden interview van prins Andrew blijven zich opstapelen. Nadat de hertog van York zijn openbare functies heeft neergelegd en hij afscheid nam van zijn privésecretaris moet hij nu ook zijn privékantoor in Buckingham Palace verlaten. Dat heeft een paleiswoordvoerder bevestigd aan The Guardian.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    08-04-16
    “Documentaire over Heracles-voorzitter Jan Smit” (08-04-2016), Tubantia
  3.   Weblink bron “Prins Andrew moet Buckingham Palace verlaten” (23 nov. 2019), De Telegraaf