privé-uitgave
- pri·vé-·uit·ga·ve
- samenstelling van privé bn en uitgave zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | privé-uitgave | privé-uitgaven privé-uitgaves |
verkleinwoord |
de privé-uitgave v
- geld dat men voor persoonlijke doeleinden gebruikt
- ▸ Hun etentje was puur een privé-uitgave en geen representatieve verplichting, de rekening zou eerst zijn portemonnee in gaan en daarna verbrand worden.[1]
- drukwerk dat men op persoonlijke titel uitgeeft
- Het woord privé-uitgave staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149