• prijs·win·naar
enkelvoud meervoud
naamwoord prijswinnaar prijswinnaars
verkleinwoord prijswinnaartje prijswinnaartjes

de prijswinnaarm

  1. iemand die in een competitie de beste was en daarvoor een prijs heeft ontvangen
     Waren ze gek geworden bij de Zweedse Academie? Begrepen ze niet wat voor woede deze Nobelprijs op zou wekken in West-Duitsland? Afgezien van de gebruikelijke holle frasen als úitbeeldingsvermogen'en 'vernieuwend'beweerden de achttien academieleden dat ze de prijswinnaar beloonden voor 'tijdhistorische ruimdenkendheid'.[2]
     "Het verminderen van de grote inkomensverschillen tussen landen is een van de grootste uitdagingen van onze tijd", zegt Jakob Svensson, voorzitter van het Nobelcomité voor Economie. "De prijswinnaars hebben laten zien hoe belangrijk maatschappelijke instituties zijn om dit te bereiken."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044640496
  3.   Weblink bron “Nobelprijs Economie voor onderzoek naar verschillen in welvaart tussen landen” (14-10-2024), NOS