• prijs·beest
enkelvoud meervoud
naamwoord prijsbeest prijsbeesten
verkleinwoord prijsbeestje prijsbeestjes

het prijsbeesto

  1. iemand die veel prijzen heeft gewonnen (met name als het gaat over een kunstenaar of sporter)
    • Het Vlaamse prijsbeest, dat twaalf jaar geleden de literatuur binnensloop en al snel werd aangeduid als de vrouwelijke Louis Paul Boon, heeft opnieuw toegeslagen met een roman. Het verdeelde huis, wederom geschreven in ongekuist Vlaams dialect en zinderend van zotte dialogen, is nog ijselijker en verontrustender dan Koud. [2] 
  2. dier die dat veel prijzen heeft gewonnen of gaat winnen
    • Wat maakt de Grand National tot dé Grand National? De traditie, zeker, maar vooral de onvoorspelbaarheid. Zo wordt het deelnemersveld van de prijsbeesten op kunstmatige wijze genivelleerd. Na veel wikken en wegen wordt een rangorde opgesteld van de beste naar de slechtste paarden. Hoe beter het paard, hoe meer extra gewicht het moet meezeulen. Alsof Usain Bolt in zijn sprint een haltertje moet meesleuren om het wat spannender te maken. [3] 
  3. iets dat veel prijzen heeft gewonnen of gaat winnen
    • ‘La loi de Murphy’ was het eerste bisnummer en het prijsbeest van de set: ze acteerde het nadrukkelijk, en dirigeerde het publiek na het applaus in een rondje vraag-en-antwoordzang. Maar we hoorden nog zeker drie nummers die singles kunnen worden. [4] 
67 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]