• pries·ter·zo·nen

de priesterzonenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord priesterzoon
     Van de Nederlandsche R.K. Bond van Hotel-, Café- en Restauranthouders tot de Nederlandsche R.K. Rijwielbond kregen alle Roomse organisaties hun kans, zich in de rubriek te presenteren, op vaste ogenblikken afgewisseld door prentjes van verdienstelijke personen, van oud-zouaven tot de uit één gezin stammende vier priesterzonen en drie nonnendochters.[1]
  1.   Weblink bron “Uit het rijke Roomsche leven.”, 6e druk (ca. 1964), Ambo-boeken, Utrecht, p. 310