• pret·licht·je
enkelvoud meervoud
naamwoord pretlichtje pretlichtjes
verkleinwoord

het pretlichtjeo

  1. een glimmende spiegeling in het oog van iemand die plezier heeft
     Wanneer hij hoort dat het interview minimaal een uur zal duren, verschijnen pretlichtjes in zijn ogen en fluistert hij met krakende stem: “Dan heb ik misschien wel twéé glazen wijn nodig.”[1]
     Zo helder als de pretlichtjes in haar ogen waren telkens als de Belgische televisiekijker hen samen zag, zo duister zal het nu in de geest van Miet Smet zijn.[2]
  1.   Weblink bron “‘Artiest zijn is geen werk’” (14/05/2010), HP de Tijd
  2.   Weblink bron “De fonkelende ogen van Wilfried Martens (1936-2013)” (10/10/2013), HP de Tijd