precederen
- Geluid: precederen (hulp, bestand)
- pre·ce·de·ren
- afgeleid van cederen met het voorvoegsel pre- ?? [1]
- afgeleid van het Franse précéder (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
precederen |
precedeerde |
geprecedeerd |
zwak -d | volledig |
precederen [3]
- Het woord 'precederen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.