precedeerde
- Geluid: precedeerde (hulp, bestand)
- pre·ce·deer·de
vervoeging van |
---|
precederen |
precedeerde
- enkelvoud verleden tijd van precederen
- Ik precedeerde.
- Jij precedeerde.
- Hij, zij, het precedeerde.
- Ik precedeerde.
vervoeging van |
---|
precederen |
precedeerde