portofoon
- por·to·foon
- In de betekenis van ‘walkie-talkie’ voor het eerst aangetroffen in 1962 [1]
- afgeleid van het Latijnse portare (dragen) met het achtervoegsel -foon [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | portofoon | portofoons |
verkleinwoord | portofoontje | portofoontjes |
de portofoon m
- professioneel mobiel zend- en ontvangtoestel voor communicati tussen meerdere mensen
- In 2005 stapten de Nederlandse politie, brandweer, ambulance en marechaussee over op een nieuw en digitaal communicatiesysteem, C2000, wat niet meer af te luisteren is. Via het C2000-netwerk kan met portofoons en mobilofoons gecommuniceerd worden.'.
- Het woord portofoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "portofoon" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "portofoon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ portofoon op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be