• por·tel
enkelvoud meervoud
naamwoord portel -
verkleinwoord - -

de portelv / m [3]

  1. (drinken) melkachtig vocht dat uit kaas sijpelt tijdens het kaas maken
vervoeging van
portelen

portel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van portelen
    • Ik portel. 
  2. gebiedende wijs van portelen
    • Portel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van portelen
    • Portel je? 
25 % van de Nederlanders;
24 % van de Vlamingen.[4]