Nederlands

 
1. Madame de Pompadour in een jurk van pompadoer.
Uitspraak
Woordafbreking
  • pom·pa·doer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pompadoer pompadoeren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het pompadoero

  1. stof met bonte bloemmotieven in heldere kleuren
     Over de kap van de lamp hangt een pompadoer kleedje. Wat is dit mooi: kleur.[3]

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. pompadoer op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Van Kempen
    De gemeenschap in: Opwaartsche wegen., jrg. 5 nr. 9 (november 1927), Uitgeversmaatschappij Holland, Amsterdam, p. 346
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be