pompadoer
- pom·pa·doer
- eponiem, van Frans pompadour genoemd naar de 18e-eeuwse Franse courtisane Madame de Pompadour [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pompadoer | pompadoeren |
verkleinwoord |
het pompadoer o
- stof met bonte bloemmotieven in heldere kleuren
- ▸ Over de kap van de lamp hangt een pompadoer kleedje. Wat is dit mooi: kleur.[3]
- Het woord pompadoer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pompadoer" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ pompadoer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Van KempenDe gemeenschap in: Opwaartsche wegen., jrg. 5 nr. 9 (november 1927), Uitgeversmaatschappij Holland, Amsterdam, p. 346
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be