Nederlands

 
poloën
Uitspraak
Woordafbreking
  • po·lo·ën
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

poloën

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
poloën
polode
gepolood
zwak -d volledig
  1. (sport) spelen van polo (een teamsport waarbij men vanaf de rug van een paard met een stok tegen een bal slaat)
     De poloënde prinsen halen geld op voor onder anderen Centrepoint, waarvan William beschermheer is, en Walking With The Wounded, waaraan Harry zijn naam verbond. Ook wordt er gespeeld voor het The Household Cavalry Operational Casualties Fund.[1]

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “William en Harry te paard voor goede doelen” (15 jul. 2017), De Telegraaf
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be