• pole·po·si·ti·on
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord poleposition polepositions
verkleinwoord

de polepositionm

  1. (sport) de beste positie bij de start van een auto- of motorrace
    • De Vries was van poleposition gestart op het circuit in Spielberg en raakte die plaats na een vroege pitstop kwijt. In de slotfase van de race bleken de Japanner en de Italiaan over betere banden te beschikken. Ook de Braziliaan Sergio Sette Camara passeerde De Vries nog, maar die werd bestraft en raakte zijn derde plaats kwijt. [2] 
    • De 24-jarige coureur van Yamaha troefde in een rechtstreeks duel vijfvoudig wereldkampioen Marc Márquez af. De Spaanse klassementsleider van Honda zag in de slotfase van de race zijn landgenoot Viñales langzaam bij hem wegrijden en eindigde als tweede. De derde plaats was voor de Fransman Fabio Quartararo, die van poleposition was gestart. [3] 
  2. de beste uitgangspositie
57 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[4]