Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pok·stof
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pokstof pokstoffen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de pokstofv / m

  1. (medisch) vocht uit een pokgezwel waarmee men tegen de pokken kan vaccineren
  2. (medisch) giftige stof die pokken zou veroorzaken
Hyponiemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

23 % van de Nederlanders;
20 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen